Toespraak Staatssecretaris Alexandra van Huffelen ter gelegenheid van de Rehabilitatie van Tula

Bon tardi

Excellenties, geachte aanwezigen,

We zijn hier vandaag om stil te staan bij het leven en de woorden van een zeer bijzondere man. Een man die de moed had om op te komen voor zijn vrijheid - én die van vele anderen hier op Curaçao. 

Net als velen van u heb ik me afgevraagd of Tula ons gisteren, de dag van zijn dood, iets had willen vertellen. Het ongekende noodweer van gisteravond, heeft een ruw einde gemaakt aan wat begon als een waardige ceremonie. 

Maar dat de veerkracht van Tula diepgeworteld is in de Curaçaose samenleving, blijkt elke keer weer. Ik wil dan ook mijn grote bewondering en waardering uitspreken, voor de manier waarop u zich heeft herpakt. Zodat we vandaag, alsnog, samen kunnen gedenken wat hij voor ons heeft betekent. 

Ik begin graag met enkele zinnen uit een gedicht over Tula, van de hand van Frida Winklaar Domacassé, waarvan ik geloof dat ze raken aan de essentie van deze dag. 

Maan, zeg me hoe standvastig hij stond
Zodat ik me zijn voorbeeld kan herinneren
Zodat ik kan staan zonder om te vallen
Zonder te vallen in een perspectief zonder toekomst

Van Tula’s leven van vóór de 17e augustus 1795 weten we weinig. Waar werd hij geboren, wie waren zijn naasten? Wat zou hij hebben beleefd, gedacht, gevoeld? Hoe motiveerde hij zijn medestrijders, en hoe dacht hij over de toekomst van Curaçao? Uitgebreid onderzoek in het Nationaal Archief heeft deze vragen maar beperkt kunnen beantwoorden. Het onderstreept dat de Nederlandse Staat, doelbewust en efficiënt, getracht heeft de geschiedenis van uw voorouders te wissen. 

Ik zeg dat met schaamte en spijt. 

En ook van Tula’s woorden is weinig bewaard gebleven. Maar wat we kennen, is ongekend krachtig. U zult zijn woorden kennen, maar ik herhaal ze hier graag, omdat het prachtige woorden zijn. Tegen de pater Jacobus Schinck, sprak hij:
‘Wij zoeken niemand kwaad te doen, maar zoeken onze vrijheid. Is niet iedereen op aarde een afstammeling van Adam en Eva? Deed ik er fout aan om tweeëntwintig broeders uit de gevangenis te bevrijden, waar ze ten onrechte in zaten? Vader, zelfs een dier wordt beter behandeld dan wij, als het gewond raakt, wordt het verzorgd.’

Het zijn aangrijpende woorden, maar ook prachtige, poëtische woorden. 
Woorden die vrijheid en gelijkheid een universeel karakter verlenen en doen denken aan de werken van de grote zwarte schrijvers en dichters van de jaren ’60 en ‘70. Stemmen die pijn en strijd vertaalden naar schoonheid en inspiratie.  

De revolutionaire stemmen van Gil-Scott Heron, Amiri Baraka, James Baldwin. 
Die laatste schreef: ‘Not everything that is faced can be changed, but nothing can be changed until it is faced.’

Niet alles wat onder ogen wordt gezien, kan veranderd worden, maar niets kan veranderd worden, totdat het onder ogen wordt gezien. Tula zag onrecht en vocht voor verandering. En ik sta hier om, namens de Nederlandse regering, de geschiedenis onder ogen te zien.

Vrijheid, gelijkheid en broederschap.

De idealen van de Franse revolutie, die via Frankrijk ook de tot slaaf gemaakte mensen op Haïti bereikten - daarvan vond Tula dat die ook moesten gelden voor hem en de zijnen. Het uitroepen van de Bataafse republiek betekende dat de Franse wetgeving ook voor Curaçao zou gelden, zo redeneerde hij. Hier begon de strijd van tot slaaf gemaakten, hun nazaten en hun medestanders om de definitie van ‘mens’ uit te breiden tot de hele mensheid.
 
Tula vocht voor zichzelf en voor de zijnen, maar ook voor iets dat tijdloos is, en universeel. Tula probeerde het eerst met woorden, maar die woorden werden beantwoord met geweerschoten.

De Nederlandse staat gaf geen gehoor aan het verlangen naar een menswaardig bestaan en koos ervoor te reageren met bruut geweld.
Het was niet alleen een plantage-eigenaar, of zelfs het eilandsbestuur, waar Tula het tegen op nam. Tula nam het op tegen een Staat, een koloniale macht. Een monsterlijke structuur van legers en handelsvloten. Een misdadig systeem, waarin de ene mens de ander tot handelswaar maakte.

Opgericht om rijkdom te vergaren en bereid om alle beschikbare middelen aan te wenden om die rijkdom te verdedigen. Rijkdom die nog steeds te zien is in de Nederlandse musea en binnensteden. Tula wist waar hij het tegen opnam.
En hij wist ook dat als hij van dat systeem zou verliezen, hem een gruwelijk lot te wachten stond. 

En toch.

Toch vocht Tula. 

I tòg. 
Tòg Tula a lucha.

Met zijn woorden en daden verenigde hij 2000 medestanders. Allemaal mensen die hij inspireerde om voor de vrijheid hun leven in de waagschaal te leggen. Mensen ook die hun moed vaak met de dood moesten bekopen. Met eerbied noem ik vandaag dan ook hun namen.

De moedige Bazjan Carpata, Pedro Wacao, en Louis Mercier. 

En naast hen waren er vele anderen, van wie ik de namen niet kán noemen, omdat zij niet bewaard zijn gebleven. Door toedoen van de Nederlandse Staat. 

Hun daden zijn niet minder groots, hun levens niet minder belangrijk. 
Nan merito no ta menos grandi, nan bida no ta menos importante. 

Tula en de zijnen vochten als leeuwen, bevrijdden het halve eiland, in een rechtvaardige strijd met geoorloofde middelen. En met een overweldigende tegenstand. 
Te lang, honderden jaren lang, was de Nederlandse omgang met deze geschiedenis er één van wegkijken, goedpraten, maskeren – en, zoals eerder benoemd: uitwissen. En daarom is het minste wat ik kan doen, hier, op deze plek, open en eerlijk zijn over de feiten. Open, eerlijk en ook: volledig.

Want minder dan dat zou een voortzetting zijn van het wegkijken dat de Nederlandse omgang met deze geschiedenis zo lang gekenmerkt heeft.

Ik wil de gruwelijkheden die gepleegd zijn tegen Tula en de zijnen, hier, vandaag, op de plek waar wij nu staan, expliciet benoemen. Tula werd als eerste terechtgesteld. Met een ijzeren staaf werden alle botten in zijn lichaam gebroken. Zijn gezicht werd verbrand en uiteindelijk werd hij onthoofd. Bazjan Carpata moest bij dit alles toekijken en onderging vervolgens hetzelfde lot. Van Pedro Wacao werden de handen afgehakt. Zijn hoofd werd ingeslagen met een hamer. De lichamen van de drie werden in zee gedumpt. De hoofden van Tula  en Karpata op staken geplaatst. 29 anderen werden opgehangen. 

Gisteren waren wij de geschokte getuigen, van de wreedheid van hun lot. Tula moest een afschrikwekkend voorbeeld worden, zo vond Nederland. Maar nu, 228 jaar later, is Tula een symbool van moed.

Van moed, van verzet, van de mogelijkheid om echte verandering te bewerkstelligen, hoe onoverkomelijk de tegenstand ook lijkt te zijn.

Tula is een held, een historische held.  

De wens van Tula was terecht. Zijn strijd rechtvaardig. En de gebruikte middelen geoorloofd. En dat maakt de executie van Tula een misdaad.

E deseo di Tula tabata ku su rason.
Su lucha hustu.
I su metodo hustifiká. 

Een gruwelijke, wrede misdaad, gepleegd door vertegenwoordigers van de Nederlandse staat. En dat geldt ook voor de beslissing om geen gehoor te geven aan Tula’s wens. De beslissing om de strijd aan te gaan, om geweld te gebruiken tegen mensen die niets anders wensen dan een menswaardig bestaan.

Op 19 december 2022 heeft minister-president Mark Rutte, namens de Nederlandse regering, excuses gemaakt voor het handelen van de Nederlandse staat in het verleden. Postuum aan alle tot slaaf gemaakten die wereldwijd onder dat handelen hebben geleden, aan hun dochters en zonen, en aan al hun nazaten tot in het hier en nu. 
Tegelijkertijd kondigde ik op die dag, hier op Curaçao, aan dat de Nederlandse regering Tula formeel eerherstel zou geven. En op 1 juli bood ook onze Koning zijn excuses aan voor het slavernijverleden en vroeg om vergiffenis. Hij sprak met eerbied over Tula.

Doshenti binti ocho aña después di fecha di su morto, gobièrnu di Hulanda ta rehabilitá Tula formalmente!
Ku esaki, ta rekonosé plenamente, ku e lucha di Tula i di e otronan ku a oponé kontra sklabitut tabata unu hustu.
Tambe, ta mira bèk ku duele i bèrgwensa, na e manera ku predesesor di gobernantenan den pasado a trata nan.
Na nòmber di gobièrnu hulandes awe mi ta rehabilitá Tula i mí ta rekonos’é komo héroe di Kòrsou i di nos tur. 
I na nomber di gobierno Hulandes mi ta pidi despensa pa su kondena i morto kruel.
I mi ta pidi pordón pa e hecho ku boso mester a warda asina tantu riba su rehabilisashon. 

228 jaar na de dag van zijn dood krijgt Tula formeel eerherstel van de Nederlandse regering.

Zij onderkent hiermee volmondig de rechtvaardigheid van Tula’s strijd, en die van anderen die zich tegen slavernij verzetten, en kijkt met spijt en schaamte naar de manier waarop zij door historische, bestuurlijke voorgangers zijn behandeld.

Namens de regering, spreek ik, staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering, vandaag de rehabilitatie van Tula uit en erken hem als held van Curaçao en ons allen.

En ik bied vandaag, namens de Nederlandse regering, excuses aan voor de veroordeling van Tula en zijn gruwelijke dood. En ik vraag u vandaag, namens de Nederlandse regering, om vergiffenis voor het feit dat u zo lang heeft moeten wachten op zijn rehabilitatie. 

Tula’s strijd had zin. In het verleden, en in het heden. Na de opstand kregen de tot slaaf gemaakten het beter – iets beter. De reden daarvoor was cynisch: de machthebbers omarmden niet opeens de waarden die Tula uitdroeg. Nee, ze kregen het iets beter uit angst voor nieuwe opstanden. En de erfenis van het misdadige systeem waartegen Tula in opstand kwam, is nog altijd voelbaar, in patronen van uitsluiting en ongelijkheid. 
Te lang leerden jongeren op Curaçao wel over het leven aan de andere kant van de oceaan, maar niet over de heldendaden van hun eigen voorouders. Dat willen we doorbreken. 

We moeten en willen een einde maken aan het doorgeven van trauma aan volgende generaties. Daar hoort bij: het mogelijk maken van onderzoek, het blijven vertellen van verhalen. Schoolboeken van eigen bodem. Zuinig zijn op cultuur en traditie.
Op de Tambú bijvoorbeeld, die bijzondere combinatie van muziek en dans, communicatie en spiritualiteit, met wortels in West-Afrika, die de Nederlandse Staat niet wist uit te roeien. 

Vandaag zetten we een nieuwe stap op het lange en moeilijke pad van emancipatie. En de harde waarheid is: deze rehabilitatie komt laat, te laat, en kwam ook niet vanzelf. Die is het resultaat van de tomeloze inzet van een grote groep Curaçaoënaars. Het resultaat van talloze brieven en petities, gedichten en boeken, zang en dans. Daarom spreek ik vandaag ook voor hen mijn waardering uit.

Ik wil graag compleet zijn, maar zal daar vermoedelijk niet in slagen:
Humphrey ‘Pim’ Senior, 
Andechie Albert, 
Angel Salsbach, 
Rene Rosalía, 
Sygmund Montesant, 
Moises Boeis Augusta, 
Ruben Severina, 
Charles do Rego, 
Gladys do Rego Kuster, 
Deonisio Martina, 
Frank Quirindongo, 
Stanley Quirindongo, 
Jeanne Henriquez, 
Max Elstak, 
Magaly La Croes, 
John Djaoen, 
Druusje Jansen, 
Lionel Janga, 
Gibi Basilio, 
Henri Vijber, 
Suzy Camelia Römer, 
Jaime de Sola, 
Dimitri Cloose, 
Rose Mary Allen, 
Richenel Ansano, 
Philipson Rafaela, 
Marlon Regales. 

Zij en vele anderen hebben keihard gevochten voor eerherstel en voor emancipatie, soms tientallen jaren lang. Dankzij hen zal de stem van Tula de komende eeuwen resoneren. 
En de Nederlandse regering wil die stem versterken. In de anderhalf jaar dat ik nu staatssecretaris ben, heb ik talloze mensen gesproken die het belang van Tula’s erfenis benadrukten, zoals Gibi Basilio, die al in de jaren ’80 de geschiedenis van Tula tot leven bracht met zijn straattoneel, en Lionel Janga en Rose-Mary Allen.

Maar ook jongeren op de Juan Pablo Duarte school, die me vertelden zich tweederangsburgers te voelen. Hartverscheurend. Deze gesprekken hebben diepe indruk op mij gemaakt. De erkenning groeit, de kennis neemt toe. Sinds enkele jaren zijn de slavenregisters voor iedereen digitaal toegankelijk. Kinderen schrijven verhalen en gedichten over Tula. Op een basisschool op Curaçao, maar ook in Amsterdam. En de jongste generatie nazaten zal straks naar een standbeeld kunnen wijzen, en vragen: ‘Mama, wie is die meneer?’. 

Ze wonen dan aan het Tulaplein, of gaan naar school in de Tulastraat. Tula en zijn strijd verdienen voor eeuwig een plaats in ons collectief bewustzijn. Het is het verhaal van Curaçao, én het verhaal van het Koninkrijk. Het is uw geschiedenis, en ook mijn geschiedenis, ook al vervulden onze voorouders andere rollen. Die geschiedenis heeft onze volle aandacht – van de regering, en van het Koningshuis. Daarom zou ik, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de komende 4 jaar een Tula-beurs willen aanbieden aan Curaçao.

Via deze beurs krijg één student per jaar de kans om in Nederland een volledige voltijd bacheloropleiding docent geschiedenis in Nederland te volgen, waarbij de student een tegemoetkoming in de studiekosten krijgt. Daarnaast willen wij de komende twee jaar een leerstoel slavernijverleden aanbieden aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Deze zal worden verdeeld over de onderwijsinstellingen in de landen.

Ik hoop dat de pijn en de moed van uw voorouders een blijvende bron van inspiratie en trots zijn.

228 jaar is een bijzonder lange tijd. Maar ik ben ervan overtuigd dat de stem van Tula nog veel langer zal worden gehoord. Zoals Martin Luther King het verwoordde:
‘The arc of the moral universe is long, but it bends toward justice.’
De morele boog van het universum is lang, maar hij buigt naar rechtvaardigheid.

De geest van Tula leeft voort in iedereen die vecht voor gelijkheid en emancipatie binnen het Koninkrijk. Voor al diegenen die onrecht blootleggen, misstanden aankaarten en hun rechten opeisen. Het is nu aan ons, in het hier en nu, om samen die boog te volgen en recht te doen aan de erfenis van Tula.

Masha danki.